top of page
Zoeken
  • Foto van schrijverEmerson Terinathe

Het verhaal van mijn opa Oetjoe Terinathe


De Kota Inten arriveerde als eerste schip op 21 maart 1951 in de haven van Rotterdam met aan boord Molukse KNIL-soldaten met hun gezinnen. Zij werden vanuit Indonesië op dienstbevel naar Nederland gebracht voor een tijdelijk verblijf. Wat velen echter niet wisten is dat ze in Amersfoort zouden worden gedemobiliseerd. Daar kregen zij hun ontslagbrief overhandigd. Dit werd als bitter ervaren. Alle passagiers werden in Amersfoort aan een medisch onderzoek onderworpen. Het was hun eerste kille kennismaking met Nederland. Het begin van een onzekere toekomst.



KNIL

Mijn opa en oma, Jozef en Martha Terinathe waren samen met hun twee kinderen, vier van de vele passagiers op de Kota Inten. Tien jaar voordat zij aankwamen in de haven van Rotterdam, had mijn opa voor de KNIL gekozen. De oorlog was in Nederland reeds uitgebroken en in Azië werd de Japanse dreiging steeds groter. Na schooltijd moest mijn opa marcheren en schieten zonder patronen. Wanneer de oorlog zou uitbreken moest hij klaar staan. Omdat mijn opa op dat moment bij de militie zat en dus geen echte militair was, zou zijn familie niks van de regering ontvangen, als hij in de oorlog kwam te sneuvelen. Mijn opa koos er daarom voor om in dienst te gaan. Hij was nog geen 18 jaar toen hij in Kotaradja (Sumatra) werd goedgekeurd.


Krijgsgevangen

Op 1 maart 1942 zat mijn opa in Bandung, toen hij hoorde dat alle afdelingen werden opgeroepen. Zij moesten zich gereed maken, omdat Japan begonnen was om Java aan te vallen. Om één uur hoorden zij dat ze naar de stellingen van Kalidjati moesten gaan. Na een week van gevechten, hoorde het inmiddels naar Bandung teruggetrokken bataljon van mijn opa dat zij werden bedankt voor hun strijd en dat zij zich moesten overgeven. Mijn opa werd krijgsgevangen gemaakt. Nadat hij op diverse plaatsen als krijgsgevangene had vastgezeten, werd hij op een schip gezet om als dwangarbeider voor de Japanners te gaan werken. In augustus 1943 kwam het konvooi aan in Ambon. Mijn opa had Ambon en de Molukken tot op dat moment nog nooit gezien, omdat hij op Java was geboren en op Sumatra was opgegroeid.


Capitulatie

Op 15 augustus 1945 zat mijn opa gevangen in Saoemlaki op het eiland Jamdena. Van een capitulatie wist hij niks. Het zou nog enkele weken duren voordat mijn opa en anderen met een schip werden opgehaald om in Ambon stad op krachten te komen. Mijn opa besloot bij te tekenen. Op Ambon leerde hij mijn oma, Martha Paays kennen. Volgens mijn opa was het liefde op eerste gezicht. Op 11 oktober 1946 besloten zij te gaan trouwen. Begin 1950 was hij gedetacheerd in Malang, wachtend op een beslissing van de Nederlandse en Indonesische regering. In Malang hoorde hij dat alle KNIL militairen op dienstbevel naar Nederland moesten komen. Wie niet naar Nederland zou gaan, zou vijfduizend gulden krijgen. Hij dacht: “ Wat moet ik nou die vijfduizend gulden?” Tegen mijn oma zei hij: “ Ik ben beroepsmilitair. Ik heb voor de Nederlandse regering gewerkt en ik heb voor de Nederlandse vlag gevochten, dus ik ga niet zo maar weg.” Mijn opa wilde niet op Java blijven. Met pensioen prima, dan was hij uit dienst, maar dan wel op Ambon.Later hoorde hij dat zij allen naar Soerabaja moesten vertrekken. Eenmaal in Soerabaja krijgen zij te horen dat zij zich moesten inschepen op de Kota Inten.

Ze wisten niet wat ze moesten meenemen, dus ze pakten alleen wat kleren in. Ze namen geen matras mee, want de commandant zei: “Jullie moeten geen matras meenemen, want jullie krijgen een matras in Nederland.” Mijn oma was de hele reis ziek. Ze kreeg geen hap door haar keel en opa nam de zorg voor de twee kinderen op zich.

Schattenberg

Toen zij een maand later, 21 maart 1951, in Nederland aankwamen, lag er sneeuw. Mijn oma ging met een militaire auto en mijn opa ging met een bus naar de keuring in Amersfoort, waar hij werd ontslagen uit militaire dienst. Ze verbleven daar één nacht. De volgende ochtend zei de commandant dat ze naar Schattenberg gingen. Mijn opa wist niet waar Schattenberg lag. Toen zij daar aankwamen, woonden er nog Indische mensen. Ze kregen eten van de keuken en een barak dicht bij het ziekenhuis met gewoon een bed boven elkaar met een strozak. Ondanks het ontslag hielden Molukse KNIL militairen hun militaire tradities in ere. Ook mijn opa. Mijn opa zei: “In het begin namen we nog elke dag appél af en hesen we de vlag. Later zijn we daar mee gestopt, omdat ze zeiden: We zijn gedemobiliseerd. We zijn geen militair meer, maar we houden ons nog wel vast aan het militair zijn met zijn rangen. We gebruikten ook geen militaire kleding meer. Enkele nog wel, maar ik liep in burgerkleding.”


Voor mijn opa bestond het dagelijks leven in de eerste jaren uit niet meer dan thuiszitten. Hij mocht immers niet werken. Hij speelde met de kinderen, hielp in het huishouden, haalde water op voor mijn oma of waste de kleren. En soms ging hij naar de kantine of voetbalde hij wat. Later speelde mijn opa gitaar in een band. Soms hadden ze optredens in Groningen en Emmen. De opbrengsten waren voor “Door de eeuwen trouw”, voor hulp op Ambon. Voor mijn oma was de omschakeling in het dagelijks leven minder aangrijpend. Het ging immers om werkzaamheden wat zij altijd al had gedaan. Ze hoefde echter niet zelf te koken, omdat alles door de centrale keuken werd verzorgd.


Gezinsuitbreiding

Bij vertrek uit Indonesië hadden mijn opa en oma 2 kinderen. Eenmaal in Schattenberg kwamen er nog 6 kinderen bij, waaronder mijn vader. De gezinsuitbreiding hadden tot gevolg dat het gezin Terinathe moest verhuizen van barak 3 naar barak 15 tegenover het ketelhuis. Het dagelijks leven was voor mijn familie al drastisch veranderd. Na de invoering van de zelfzorg in 1956 moest mijn familie het zelf zien te redden. Mijn opa kreeg een baan bij De Ommelanden, een melkfabriek in Groningen. In juli 1964 kwam voor mijn familie een einde aan het leven in Schattenberg. Ze moesten weg, maar mijn opa wilde in Schattenberg blijven. Mijn opa had tegen de Ambonezenzorg gezegd: “We willen niet in Assen wonen of in een andere plaats. We willen allemaal in Schattenberg blijven. Jullie moeten een huisje voor ons bouwen.” Maar dat hebben ze niet gedaan, waarop mijn opa tegen mijn oma zei dat ze vanwege de kinderen beter konden verhuizen naar Assen. Hij kon ook niet langer met zijn gezin in zo’n kleine kamer leven. Eenmaal verhuisd naar Assen kregen mijn opa en oma nog eens vier kinderen.


In totaal kregen mijn opa en oma 12 kinderen, 22 kleinkinderen waaronder ik, meer dan 15 achterkleinkinderen en 2 achter achter kleinkinderen.

17 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
Post: Blog2_Post
bottom of page